Johanna de Knegt, bedelaar

Het verhaal van Johanna de Knegt wordt – zonder naam – verteld op blz 256-257 van De bedelaarskolonie.

Johanna de Knegt wordt 18 oktober 1825 de Ommerschans binnengebracht door de stad Rotterdam. Zij krijgt in het boek gemerkt B (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 423) het bedelaarsnummer 1380.
Zij heeft een lang aangezicht en een smal voorhoofd, blauwe ogen, een spitse neus, een brede mond, spitse kin, lichtbruin haar en geen bijzondere kenmerken.

Vermoedelijk – maar dat heb ik niet nagekeken, is haar kind:

Catharina ter Horst, die in het boek gemerkt B het bedelaarsnummer 1381 krijgt.

Enkele dagen na haar komst op de schans wendt haar echtgenoot zich tot Johannes van den Bosch, brief gedateerd 27 oktober 1825 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 76):

Geeft reverentelijk en met den meesten eerbied te kennen Frederik terhorst, oud 32 jaren, wonende te Rotterdam in de Kleyne Leeuwelaan, WE N203.

Dat den suppliant door eene beroerte, zijn regter arm heeft verlooren, het welk hem ongeschikt maakt in het waarnemen van zijne bezigheden en alzoo door negotie zich zelve, zijne vrouw en kind moet verzorgen.

Doch dat het tot het leedwezen van den suppliant zijne wettige huisvrouw Johanna de Knegt, benevens haar kind, is opgenomen geworden op den 13 octob. 1825 door een dienaar der politie, en wel in eene winkel waar in zij bezig was met het kopen van twee loden sajet, en dus niet onder het vragen van een aalmoes, blijkens de nevensgaande verklaringe der winkelsvrouw, en alzoo volgends mijns bedunkens onschuldig is opgevat, te meer daar zij niet nodig had om te vragen, dewijl ik uit medelijden van het gemis van mijn regter arm, genoeg negotie had waardoor zij kon bestaan.

Dat ten andere den suppliant onmogelijk in staat is om zijne huyselij­ke betrekkingen alleenig waartenemen, kunnende zijn zelve niet helpen door het gemis van zijn regterarm.

Weshalve den suppliant zich met den meesten eerbied wend tot Uwe Excellentie, met de nederige bede dat het Uwe Excellentie mag behagen, zijne wettige vrouw en kind te ontslaan, en hem terug te schenken, beloven­de van zijne zijde, dat er nimmer eenige schijn van bedelarij van haar, veel minder van hem zal bestaan. Rotterdam den 27 october 1825.

 

Bijgevoegd is een verklaring:

Ik ondergetekende verklaare bij deze dat de persoone van Johanna de Knegt op den 13 october 1825 te mijnen huyze is opgenomen, bezig zijnde met het koopen van 2 looden sajet, en geene bewijzen van bedelarij van haar heb bespeurd.
Rotterdam den 27 october 1825.

 

Met de opmerking erbij van Frederik ter Horst:

Daar de winkelierster bereid is de waarheid altoos hulde te doen, is zij affairens(?) hetze(?) bevreest om te tekenen en verzoek den suppliant Uwe Excellen­tie haar recht mag doen doen of in de handen van fiductionele men­schen getuigenis der waarheid te doen afleggen.

Johanna de Knegt wordt ontslagen 5 juli 1827.