Albert Klijn, bedelaar

Over Albert Klijn wordt verteld – zonder dat zijn naam genoemd wordt – in De bedelaarskolonie blz 238.

De spelling Albert Klijn komt net zo vaak voor als Aalbert Klein, en alles wat er tussenin zit.

Hij wordt geboren of gedoopt als Aalbert Klijn op 27-02-1780 in (st) Maartensdijk.
Hij trouwt in 1804 met Elizabeth van Voorst te Maartensdijk.
Kinderen geboren in Maartensdijk: Rijkje Klijn (1807), Cornelis Klijn (1809), Symen Klijn (1811), Lammert Klijn (1813, overleden 1815), Aalbert Klijn (1815).
Kinderen geboren in Soest: Lammert Kleijn (1816), Hendrik Kleijn (1818), Jacobus Kleijn (1821), Elizabeth Kleijn (1822).

Bij de geboorte van zijn achtste kind (27 augustus 1822) wordt vermeld dat de vader absent is.

In het Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, waar het archief van de gemeente Maartensdijk is ondergebracht, vond Wil Klein de navolgende stukken over Albert Klijn:

1) “Uitgaande Stukken” no 187 is een brief van het gemeentebestuur van Maartensdijk dd 8 december 1824 aan de gouverneur van de provincie Utrecht, blijkbaar in reactie op een brief van hem van 1 december:

Ter beantwoording van uw h. ed. Gs missive van 1 dec no. 2 …. moet ik in de eerste plaats reflecteeren dat Aalbert Klijn zoals ik reeds heb gemeld niet valt in de categorie der bedelaars en dus als zodanig na den ommerschans kan worden opgezonden derwijl hij geen geld vraagt maar alleen eeten of drank aanneemd wanneer hem hetzelve word aangeboden, des niettemin zeer lastig is. Waarom het mij voorkomt dat – daar hij reeds meer dan vijf jaaren te Zoest heeft gewoond en zijnen vrouw als noch aldaar woond, dezelve persoon door de gemeente van Zoest in zijne woning moest worden ingeleid, of indien daartoe termen zijn door de gemeente zijner woonplaats na de ommerschans moest worden gebracht, ten welken fine ik uw h. ed. gestr assistentie als noch moet inroepen.

2) Notulen (blz. 182) van de gemeente Maartensdijk/Oostveen van 20 december 1824, waarin besloten wordt dat Aalbert Kleijn naar Ommeschans opgezonden zal worden. (Oostveen is een vroege benaming voor Maartensdijk). De naam van de burgemeester is M.J. Eyck van Zuijlichem.

Op heeden maandag twintig december achttienhonderd vier en twintig, des voormiddags ten elf uuren, compareerden voor mij, M. J Eyck van Zuylichem, schout der gemeente Maartensdijk of Oostveen, Kanton(?) Maarten Willems….
oud vijf en dertig jaar landbouwer (?)wonende onder de gemeente van de Bilt, Barend Muts oud drie en veertig(?) jaar wonende onder dezelfde gemeente en Hermanus van ’t Zand oud negen en veertig jaar wonende onder de gemeente Maartensdijk of Oostveen welke verklaarden ter liefde van de waarheid dat ze ……..
Aalbert Klijn, wonende onder Zoest nog alhier zedert eenig tijd vagabonderende,
diverse … van hunlieden huizen komt en aldaar blijft staan en ….. om onderstand van eten of en drinken vraagt en dat denzelven Persoon henlieden zeer lastig is als hebbende geen thuiskomst en in Schuuren en hooybergen zijn nagt verblijf vind
Dat …….. zeer wel bekend is dat gemelde Persoon meer dan Zes jaaren buiten deze gemeente en wel in de Gemeente Zoest woonagtig is.
Maartensdijk ……………
……………………………………. .Zand,,,,,,,,,W J Eyck van Zuylichem.

3) “Certificaat van opzending naar de Ommerschans”, opgenomen bij de notulen (zie boven), maar van een iets latere datum, 29 december 1824.

Certificaat van Opzending van Aalbert Kleijn naar de (?)
Ommerschans

………………………Jacob Eyck van Zuylichem Schout der gemeente Maartensdijk of Oostveen, Kanton ………….Provincie Utrecht certificeerende deeze dat
Aalbert Kleijn zoon van Corn Aalberts Kleijn en Aaltje Cornelis Holl gedoopt te Maartensdijk 27 feby 1780 oud 44 jaaren getrouwd zedert 1803 aan Elisabeth van Voorst wonende te Zoest gezond van lijf en leden zijnde in Staat om te kunnen werken voor deezen Landbouwer zijnde alhier ………. deeze Gemeente en die van de Bilt zwervende en om levensbehoefte vragende is bevonden en dus vallende in de ……….. van zijn…… ….. besluit van den 6 November 1822 No 15 waarom dezelve
Word opgezonden in de Colonie d’ommerschans. Maartensdijk den 29 December 1824. dhr Voorn (?) W. J Eyck van Zuylichem, Jnk van …………..

4) Het uitgaande stuk van de gemeente Maartensdijk No 10, 9 januari 1825, aan de gouverneur van de provincie Utrecht, gaat over de vraag wie wat moet betalen:

Ik heb de eer uwh. eg hier nevens toetezenden kopij van het bewijs van overbrenging van Albert Klijn na de Ommerschans, benevens eene rekening van onkosten door den overbrenger van denzelven geformeerd, daar ik zeer onkundig ben hoe veel denzelven voor dat transport toekomt en in de twede plaats die kosten na mijn oordeel moeten worden gedragen of vergoed door den gemeente van Soest waar de overgebragte Klijn sederd 6 jaaren zijn woonplaats heeft gehad en dus valt in de termen van de wet van 28 nov 1818 waarom ik uw h eg aanschrijving en uitspraak hieromtrent zal afwachten.

5) Het uitgaande stuk van de gemeente Maartensdijk No 19, 20 januari 1825, aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, behandelt hetzelfde onderwerp:

Nevensgaan den rekening van transportkosten voor het overbrengen van den bedelaar A Klijn van hier na de ommerschans aan mij opgegeven zijn ter summa van f 24-23, waarop door de administratie der colonie is betaald f 12 weshalve van het tekort van f 12-23 door de gemeente van Zoest, waar de gemelde Klijn woonachtig was moet worden betaald waarom ik u ed gst achtbare verzoeke de gemeente van Zoest aan te manen die kosten te refunderen.
Doch indien u ed gs achtbare be ?? dat zulks door deze gemeente moet worden geleden zoo gaat hier nevens eene voordracht in duplo op het fonds der onvoorziene uitgaven over 1825 met verzoek derzelve alsdan met approbatie terug te mogen ontvangen.

Albert Klijn wordt 3 januari 1825 de Ommerschans binnengebracht door ’t gemeente bestuur van St Maartensdijk’. Hij krijgt op folio 435 van het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 933.
Hij is vijf voet en vier duim lang, heeft een rond aangezicht en een breed voorhoofd, bruine ogen, een ronde kin, bruin haar en geen bijzondere kenmerken.

Albert Klijn behoort tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.

Albert Klijn overlijdt 6 januari 1826 in Veenhuizen:

….Wytze Jan Pakes oud drie en dertig jaren, wijkmeester en Willem Nieuwenhuizen oud twee en vijftig jaren van beroep wijkmeester beide aan het tweede Etablissement der Maatschappij van Weldadigheid te Veenhuizen woonachtig bekenden van de natevermeldene overledene denwelke verklaarden dat Aalbert Klein Colonist wonende in het tweede Etablissement zoon van ……. gisteren den zesden dezer in het Etablissement voormeld, in den ouderdom van bijna zes en veertig jaren is overleden, nalatende vrouw en acht kinderen…

25 augustus 2013, samengesteld uit correspondentie tussen Wil Klein uit Bilthoven en Wil Schackmann