Hendrika de Jong, bedelaar

Over Hendrika de Jong en haar dochters Petronella Johanna Kroes en Johanna Jacoba Kroes gaat het – zonder dat hun namen genoemd worden – op blz 231 van De bedelaarskolonie.

Hendrika de Jong wordt 7 april 1824 de Ommerschans binnengebracht door ‘de stedelijke regering van Arnhem’. Zij krijgt op folio 360 van het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 383.
Volgens die inschrijving is zij geboren 16 januari 1778 te Enkhuizen, als dochter van Jan Meijndert de Jong en Johanna Jacoba Hesselenberg.
Hendrika de Jong is vijf voet, vijf duim en 1 streep lang, heeft een lang aangezicht en een hoog voorhoofd, bruine ogen, een ‘ingebogen’ neus, een ronde kin, zwart haar en als bijzonder kenmerk ‘twee vratten aan de mond’.

Er blijken te Arnhem twee dochters te zijn die graag naar hun moeder toe willen en daarover ontstaat correspondentie.

– Op 3 mei 1824 vraagt de administrateur van het armwezen ‘het gevoelen der permanente kommissie op zijner Majesteits intentie, om 2 kinderen van zekere gekonfineerde weduwe, voor ruim 5 maanden in het bedelaars etablissement optenemen’.
(notitie in het brievenboek inkomende post, Drents Archief, toegang 0186, invnr 348).

– Die vraag wordt behandeld in de vergadering van de Permanente Commissie van 19 mei 1824 bij artikel 11 en de notulen melden:
In dit bijzonder geval op Z.M.uitgedrukt verlangen te bewilligen in de overneming den 2 kind: in de Ommerschans voor 5/m op de kontrakten voor Bed: aangegaan.
(Drents Archief, toegang 0186, invnr 39).

En het gevolg daarvan is dat de Permanente Commissie op 22 mei 1824 aan de administrateur schrijft ‘bewilliging in de overneming op de kontrakten voor bedelaars van de kinderen Pieternella en Johanna Jacoba Kroes in de Ommerschans, voor den tijd van 5 maanden’/
(notitie in het brievenboek uitgaande post, Drents Archief, toegang 0186, invnr 926).

Zodat Hendrika de Jong, na een klein half jaar in haar eentje op de schans, gezelschap krijgt. Op 25 september 1824 brengt diezelfde stedelijke regering van Arnhem binnen:

Petronella Johanna Kroes, die op folio 353 van het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 319 krijgt.

Johanna Jacoba Kroes, die op folio 355 van datzelfde stamboek het bedelaarsnummer 329 krijgt.

Er zijn geen signalementen van de twee opgemaakt, want blijkbaar is het toch niet goed dat ze er zijn. Al na twee weken, op 7 oktober 1824 vliegen ze er uit. Het stamboek meldt ‘ontslagen den 7 october 1824 op last van de Permanente Commissie’.

De meisjes blijven in de buurt, blijkt uit een verklaring van adjunctdirecteur Harloff, gevoegd bij een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 25 februari 1825.
Harloff stuurt een extraxt uit het rekeningboek waaruit blijkt dat Hendrika de Jong tot dan toe slechts zo’n vijf gulden overdienste geboekt heeft en Harloff voegt er verder aan toe dat ‘Hendrika de Jong zich gedurende den tijd van haar verblijf alhier altijd ijverig, stil en zindelijk heeft gedragen, en in het strafregister niet wordt aangetroffen. Dat zij de moeder is van de beide meisjes Petronella Johanna en Johanna Jacoba Kroes, den 25 september ll mede uit Arnhem alhier aangekomen en den 7 October ontslagen, dat deze meisjes, de eerste oud vijftien de andere dertien jaar, bij haar ontslag bij partikulieren zijn gaan dienen en zich hier in de omtrek bevinden, als komende hunne moeder van tijd tot tijd bezoeken’.
(Drents Archief, toegang 0186, invnr 72).

Daarover rapporteert de Permanente Commissie op 2 maart 1825 aan de administrateur (Drents Archief, toegang 0186, invnr 356) en zij doet een voorstel:
Ons, op UwHEdG. daarbij gedaan verzoek, nader geinfor­meerd hebbende naar de persoon van Hendrika de Jong, koloniste in het bedelaars-etablisse­ment, en derzelver gedrag; zoo hebben wij de eer Uw­HEdG. als een vervolg op onze missive van den 2 febr. ll. N907, ten aanzien van die koloniste te melden, dat dezelve zich sedert haar verblijf aldaar, van 7 april 1824 af, ijverig, stil en zindelijk heeft gedragen, en alzoo ook niet in het strafboek aangetekend wordt gevonden.
Zij is werkelijke de moeder van de beide kinderen Petronella Johanna en Johanna Jacoba Kroes, welke den 7 oct. ll. uit het etabl. zijn ontslagen en van dien tijd af bij partikulieren dienstbaar zijn in den omstreek van de Ommerschans; als komende zij van tijd tot tijd hare moeder bezoeken.
Daar Hendrika de Jong nogtans geen vol jaar in het etablissement geweest is, zoo vermeenden wij als noch dat haar goed gedrag wel termen op levert om haar in de eerst volgende jaarlijksche voordragt tot ontslag te doen begrijpen, maar niet om aan haar verlangen tot dadelijke in vrijheidstel­ling, het geen met de bepalingen der kontrakten niet zoude stroken, te voldoen.

Het zal duren tot 4 september 1826 voor Hendrika de Jong wordt ontslagen en zij zich bij haar dochters kan voegen.

16 augustus 2013, Wil Schackmann