Maria Harmsen, bedelaar

Maria Harmsen behoort tot de vrouwen in het provinciaal werkhuis te Hoorn, beschreven in De bedelaarskolonie blz 90-92, die door kapitein Hoff worden geselecteerd en daarna door hem over de Zuiderzee naar de Ommerschans worden gebracht, waar ze 10 oktober 1822 aankomen. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.

Maria Harmsen wordt in het ‘boek gemerkt A’ ingeschreven onder bedelaarsnummer 50. Volgens die inschrijving is zij geboren 12 oktober 1794 te Utrecht als dochter van Ruth Harmsen en Johanna Hendrika Schellinga, en heeft zij het laatst gewoond in Gorcum. Zij heeft een rond aangezicht, plat voorhoofd, bruin haar en grijze ogen, spitse neus, ronde kin en geen bijzonders kenmerken.

NB: Bij de groep mannen uit het werkhuis te Hoorn die twee weken later op de schans komen, bevindt zich ook Andries Erlie, die we verderop vaker zullen tegenkomen.

Maria Harmsen wordt, evenals Andries Erlie, ontslagen 22 oktober 1824.

Maar 15 mei 1825 worden ze allebei weer binnengebracht door de gemeente Nieuwleusen. Vermoedelijk – zie de redenatie in De bedelaarskolonie blz 132, 201 en 228 over opnames uit de directe omgeving – is dat een vrijwillige opname op de schans.

Maria Harmsen krijgt op folio 495 van het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 1246. Bij die inschrijving zijn de geboortedatum, de namen van ouders en het signalement hetzelfde, maar zou ze zijn geboren te Leiden en het laatst gewoond hebben te ’s Gravenhage.

Maria Harmsen en Andries Erlie behoren tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.

Ze worden genoemd in een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 3 juni 1826 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 79). Als Visser over een andere bedelaarkolonist heeft geschreven dat zij ‘is goed van gedrag en geschikt om in de gewoone Maatschappij terug te keeren’, meldt hij:
‘Hetzelfde geldt ook ten aanzien van Andries Erlie en Maria Harmse No 1245 en 1246.’

De inschrijvingen van Maria Harmsen en Andries Erlie lopen door in het boek gemerkt F, maar dat heb ik niet ingezien.

9 augustus 2013, WS