Johan Daniel Entiaan, bedelaar

Sepp geeft hem de achternaam Daniels.

Johan Daniel Entiaan wordt 28 februari 1823 de Ommerschans binnengebracht door de stad Utrecht. Hij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 513.
Volgens die inschrijving is hij geboren 10 maart 1806 te Coevorden, als zoon van een onbekende vader en Pietje Vos, en heeft hij het laatst gewoond in Amsterdam.
Johan Daniel Entiaan heeft een smal aangezicht en een rond voorhoofd, blauwe ogen, een grote neus, een ‘weinig ingevallen’ mond, spitse kin, blond haar en geen bijzondere kenmerken.

Hij deserteert 14 maart 1823.

Te Amsterdam wordt hij weer gegrepen en daarna komt hij voor in een brief van commissaris Sepp aan de Permanente Commissie dd 26 september 1823 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 66, uit welke brief stukjes worden geciteerd in De bedelaarskolonie blz 201:

De personen die door mij als deserteur en desertrices uit de koloniën van de Maatschappij zijn aangehouden, zouden nu weldra vervoerd worden, om dan te gelijk bij die gelegenheid terug te nemen, de zoodanige welke daartoe gedestineerd zijn;
vooraf echter vind ik mij in gemoede verpligt Uw WelEd te verzoeken, dat het bestuur der Maatschappij, dat is de Perman. Komm. gelieft te bevelen, dat met betrekking tot de anders noodzakelijke kastijding, in dezen eene bijzondere exceptie plaats vinden, en alleen mag worden toegediend aan de twee bovenste van de lijst aan den voet dezes vermeld.

Deze twee aangehaalden hebben zulks, vooral de bovenste, zeer nadrukkelijke verdiend, terwijl de overigen, meer vrijwillig naar de Ommers. verzonden, gedwee en stil, met gehoorzaamheid en onderwerping, zich naar hunne lotsbedeeling beloven te zullen inschikken en voegen.

Mag ik UW WelEd tevens vriendelijk verzoeken, mij wel te willen opgeven: of niet de prijsbepaling voor het transporteren van deserteurs en desertrices is vastgesteld op 50 cents, voor ieder uur afstand, behalve een premie van drie gulden voor elk persoon, en of niet die afstand bij zomer en winter, te water en te land bepaald is op 36 uur?

De namen der deserteurs en desertrices zijn:
Alexander Kruid (word door kastijding goed)
Joh. Leon v.d. Burgh (reeds driemaal gedeserteerd)

Deze zeven worden ter verkrijging van gracie aanbevolen:
Elisabeth Kuultjes
Johanna Margaretha Kap
Jan Daniels
Maria Moor
Maria Mak
Cornelis Kaarting
Johanna Wimmens

Sepp maakt er nogal een rommeltje van. Joh. Leon v.d. Burgh en Maria Mak kan ik in de inschrijfregisters nergens vinden, die zijn volgens mij nog nooit in de Ommerschans geweest dus die kunnen ook nooit gedeserteerd zijn. Ze zullen ook niet bij de mensen zitten die Sepp kort daarop op de schans brengt.
De andere zeven wel, maar met Kuultjes bedoelt hij Keultjes, met Jan Daniels bedoelt hij Johan Daniel Entiaan, Kaarting moet zijn Kersting en Weimans moet zijn Wimmers. Voor de rest klopt het wel.

Johan Daniel Entiaan komt de Ommerschans weer binnen met de groep die zondag 12 oktober 1823 vanuit Amsterdam door commissaris Sepp op de Ommerschans wordt binnengebracht. Er is een lijst met alle deelnemers aan dat transport.

Hij krijgt in het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 1199.

Hij deserteert opnieuw 1 februari 1824.

Niet voor heel lang, op 21 augustus 1824 wordt hij de Ommerschans weer binnengebracht door de stedelijke regering van Amsterdam. Hij krijgt op folio 320 van het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 83. Waarmee Johan Daniel Entiaan behoort tot de enige twee personen die DRIE keer in dat stamboek voorkomen (de andere is Alexander Kruid).

Deze inschrijving loopt door in het boek gemerkt F, maar dat heb ik niet ingezien.

9 augustus 1823, Wil Schackmann