Johannes van Dijcke, bedelaar

Ik kan hem in de registers niet vinden, maar op 23 februari 1826, invnr 77, schrijft de Administrateur voor het Armenwezen op het ministerie van Binnenlandse Zaken:

’s Gravenhage den 23 Febr 1826

De Gouverneur der provincie Zeeland informeert mij dat de bedelaars-colonist Johannes van Dijcke, (onder No 375 van het register B gebragt) alhowel opgegeven wordende, als te Tholen domicilie van onderstand hebbende, gerangschikt zal moeten worden onder de zoodanigen van welken dat domicilie niet is uit te vinden geweest; dat daartoe reeds alle mogelijke pogingen zijn aangewend geworden gedurende zijn verblijf in het bedelaarswerkhuis te Veere, edoch zonder eenig gunstig gevolg, en mitsdien de kosten van zijn onderhoud in dat gesticht bereids ten laste van het Rijk zijn gereclameerd.
Ik verzoek UHEd:Gestr. de ten gevolge dezer informatie noodige verandering op het register B van het Bedelaars Etablissement te doen bewerkstelligen.