Jannetje van Draenen wordt 1 november 1823 de Ommerschans binnengebracht door de stad Utrecht. Zij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 1212.
Volgens die inschrijving is zij geboren 12 maart 1773 te Utrecht, als dochter van Pieter van Draenen en W. van Overheen, en heeft zij het laatst gewoond in hetzelfde Utrecht.
Jannetje van Draenen is vijf voet, drie duim en 1 streep lang, zij heeft een lang aangezicht en een hoog voorhoofd, blauwe ogen, een brede neus, een grote mond, spitse kin, blond haar en geen bijzondere kenmerken.
Blijkbaar is er op een gegeven moment een verzoek om haar vrijlating gedaan, want op 29 december 1824 stuurt directeur Visser aan de Permanente Commissie een ‘extrakt uit het rekening boek in het bijzonder en opgaaf der conduite in de Ommerschans van Jannetje van Dranen’.
(Drents Archief, toegang 0186, invnr 71)
Daar bij is geschreven door de adjunct-directeur van de Ommerschans Harloff:
De ondergetekende verklaart dat bovenstaande rekening van Jannetje van Dranen als extract uit het rekeningen boek in het bijzonder der kolonisten is getrokken, en dat genoemde Jannetje van Dranen in de straflijst gevonden wordt aangetekend met agt dagen disciplinezaalstraf, wegens zonder permissie zich ééne halve dag buiten de kolonie te hebben begeven, zijnde zij overigens arbeidzaam en stil.
Blijkbaar heeft het verzoek het geweste effect, want bij haar inschrijving is boek A is aangetekend dat Jannetje van Draenen is ‘ontslagen den 12 februarij 1825 ingevolge order van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken’.