Maria van den Berg wordt naar de schans gebracht door ’t stedelijk bestuur van ’s Gravenhage’. Er is een lijst van door Den Haag gebrachte mensen in de periode bestreken door het boek gemerkt A (september 1822-mei 1825).
Maria van den Berg komt aan op 22 november 1822 en krijgt in het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 312.
Volgens die inschrijving is zij geboren 13 januari 1793 te ’s Gravenhage als dochter van Christiaan van den Berg en Cornelie van Veen en heeft zij ook het laatst gewoond in ’s Gravenhage.
Maria van den Berg heeft een breed voorhoofd, donkerbruine ogen, dikke neus, ronde kin, donkerbruin haar en geen bijzondere kenmerken.
Op 20 december 1823 schrijft directeur Visser aan de Permanente Commissie, invnr 67, ‘aangaande het verschil tusschen H.H. Gouverneurs van Utrecht en Zuid-Holland betreffende de laatste woonplaats, van de navolgende bedelaars te Ommerschans’ en dan noemt hij ook: ‘Dat Maria van der Bergh heeft gewoond als diensmeid te Utrecht, en wel het laatste bij zekere Maria Valk, hebbende haar ouders gewoond en zijn overleden aan de rode brug na bij gem stad.’
Maria van den Berg is de moeder van de tegelijk met haar binnenkomende:
– Kaatje van den Berg. Zij krijgt in het stamboek gemerkt A het bedelaarsnummer 313. Volgens die inschrijving is Kaatje van den Berg geboren 10 september 1821 als dochter van een onbekende vader en Maria van den Berg en heeft zij ook het laatst gewoond in ’s Gravenhage.
Kaatje van den Berg heeft een rond aangezicht en een rond voorhoofd, zwarte ogen en zwart haar en geen bijzondere kenmerken.
25 juli 2013, WS