Margaretha Boon van Ostade, bedelaar

Margaretha Boon van Ostade wordt met naam genoemd in De bedelaarskolonie blz 196-197.

Helemaal voluit komen haar voornamen zowel voor als Jacoba Margaretha als Margaretha Jacoba.

Margaretha Boon van Ostade wordt 21 augustus 1823 de Ommerschans binnengebracht door de stad Utrecht. Zij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 1096.
Ze is een dochter van Gerrit Boon van Ostade en A C Da Benis, ze heeft een rond aangezicht, bedekt voorhoofd, ligtbruine oogen, groote mond, ronde kin, bruin haar en als bijzonder kenmerk ‘2 vlekke op de linker wang’.

Ze is vergezeld van twee kinderen:

Jan Daniel Doderlin de Win krijgt in het register gemerkt A het bedelaarsnummer 1097. Volgens die inschrijving is hij geboren 1819 en heeft hij een lang aangezicht en een rond voorhoofd, bruine ogen, een kleine neus, een ronde kin, bruin haar en geen bijzondere kenmerken.

Jacob Boon van Ostade krijgt in het register gemerkt A het bedelaarsnummer 1098. Volgens die inschrijving is hij geboren 1821 en heeft hij een ovaal aangezicht en een bedekt voorhoofd, blauwe ogen, een kleine neus, een ronde kin, blond haar en geen bijzondere kenmerken.

Een kleine drie week later, op 9 september 1823 schrijft de stad Utrecht aan de Permanen­te Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 66)

Toen in de maand augustus ll. zeker Heer Oogkaas, notaris te Alphen, zich tot ons wendde en te kennen gaf, welk een liederlijk en ergerlijk gedrag was leidende zekere Margaretha Jacoba Boon van Ostade, huisvrouw van Jan Arend Leonard Doderlin de Win, met verzoek namens de Heer Griffioen, Heer van Waerden, stiefvader van opgemelde vrouw, om haar, ten einde paal en perk te stellen aan hare buitensporige handelingen, naar eene der kolonien de Maatschappij van Weldadigheid te willen opzenden, onder aanbod van alle de kosten, zoo van het transport als onderhoud, op de eerste aanvraag te zullen versturen, hebben wij na daarop te hebben doen inquireren, bevonden dat bovenomschreven omstandigheden naar waarheid zijn opgegeven en uit aanmerking, dat gedachte vrouw schier zonder midde­len van bestaan is, en hoezeer zich binnen deze stad ophoudende, dan bij den een dan weder bij den anderen wordt ingenomen, en mitsdien onder de vagabonderende personen kan gerangschikt worden, geene zwarigheid gemaakt die vrouw met hare kinderen, genaamd Jan Daniel Doderlin de Win en Willem Jacob Boon van Ostade – laatstgemelde kind geboren terwijl meer dan een jaar reeds eene scheiding tusschen man en vrouw met ter daad hadde plaats gehad – bij gelegenheid wij op den 20 der vorige maand eenige bedelaars naar de Ommerschans deden vervoeren, mede naar die kolonie te derigeren, met verzoek aan den Heer Directeur van gezegde kolonie, om dat huisgezin als tot eene fatsoenelijke familie behorende, in afwachting van het resultaat van eene te dier zaken met UWEdGestr te openen correspondentie, zoo mogelijk met eenige meerdere onderscheidin­gen dan zulks wel ten aanzien van gewone bedelaars plaats heeft te willen doen behandelen en verzorgen.
UWEdG: van deze omstandigheden kennis gevende, hebben wij de eer UWEdGestr: door deze te verzoeken ons wel te willen informeren, of de inrichting van de Maatschappij het toelaat meergemelde vrouw en kinderen in dit bijzonder geval op de voet en wijze als voren omschreven te doen verzorgen, en zoo daartegen geene zwarigheden bestaan, aan ons optege­ven de kosten daartoe jaarlijks te impenderen, terwijl wij in zoodanig geval met den Heere Griffioen voormeld ter zaken voorschreven zouden kunnen contracteren, en daardoor in staat gesteld worden de verplegingskosten op zijn tijd te voldoen.

Aan mij verstrekte aanvullende informatie over Jacoba Margaretha Boon van Ostade door Jan Lafeber (info@lafeber.info):

Jacoba Margaretha Boon van Ostade is een telg van één van de Goudse regentengeslachten. Haar overgrootvader Gerrit Boon was in 1725 poorter van Gouda geworden en deed er als zeepzieder en koopman goede zaken. Hij vervulde diverse regentenfuncties en is ook jaren lid van de vroedschap en schepen geweest. Zijn zoon Jacob trouwde met Johanna Margaretha Bisdom uit een vooraanstaand regentengeslacht. Deze Jacob Boon van Ostade (hij gebruikte ook de naam van zijn moeder om zijn voornaamheid te benadrukken) wist nog meer aanzien dan zijn vader te verwerven en wist zelfs – naast de grote hoeveelheid diverse regentenfuncties die hij bekleedde – ook burgemeester van Gouda te worden (1786 en 1787). Zijn nalatenschap bedroeg ƒ 85.543 (een fors bedrag in die jaren). ( Zie Nederlands Patriciaat nr.7 blz. 52) (familiewapen, zie: http://home.versatel.nl/janvanostade/BEELTENISSEN/boonvanostadewapen.JPG)

Het bedrijf werd door de naar zijn grootvader genoemde zoon Gerrit voortgezet. In 1788 volgde hij zijn vader op in de vroedschap. Zijn overname van diens zaken bleek evenwel geen succes. Omstreeks 1800 had hij ‘het huis van negotie onder de firma van J. van Boon van Ostade … bij sijne absentie en quitering … deszelvs vaste panden met ƒ 35.000 bezwaard … en deszelvs zaaken in grootste wanorde gelaaten´. De curator verkocht de twee zeepziederijen met kantoor en pakhuis voor ƒ 9.000 in plaats van de ƒ 45.000 waarop zij begroot waren. De mislukte ondernemer bleek zijn geluk in Amerika beproefd te hebben. In het voorjaar van 1810 overleed hij, 42 jaar oud, in Philadelphia.

Deze Gerrit Boon van Ostade trouwde met de Amsterdams Anna Carolina Dabenis. Zij zijn de ouders van Jacoba Margaretha.
Haar broer Jonathan François Frederik Boon van Ostade was beëdigd vertaler en was o.a. werkzaam bij Binnenlandse Zaken en overleed in Paramaribo. Haar zuster Anna Maria was getrouwd met Marcus Jacobus van Erp Taalman Kip, heer van Waarder, secretaris en rentmeester van het Grootwaterschap Woerden, hun oudste zoon Willem Frederik was de latere minister van Marine.
Bron: dr. J.J. de Jong “Met goed fatsoen, de elite in een Hollandse Stad, Gouda 1700-1780”, uitg. De Bataafsche Leeuw/Stichting Hollandse Historische Reeks – Amsterdam, 1985.

Griffioen uit ‘s-Gravenhage die kennelijk bereid was de kosten van het onderhoud te dragen, was ook niet de eerste de beste. Huibert Griffioen van Waarder (geboren: 23 mei 1754 te Gouda, overleden: 17 juni 1836 te Gouda – biografien op http://www.dbnl.nl/auteurs/auteur.php?id=grif003) was secretaris van de commissie tot opneming van het financiewezen der admiraliteit van Friesland (1785), raadsheer Hoge Raad, lid van de Staten van Holland en hoogheemraad van het grootwaterschap Woerden.
Hij was de stiefvader van Jacoba Margaretha Boon van Ostade. Hij was op 27 maart 1816 getrouwd met haar moeder Anna Carolina Dabenis.

Er is gedoe over het domicilie van onderstand en betaling, waarover twee brieven

24 juni 1824, Permanente Commissie aan Administrateur Armwezen (Drents Archief, toegang 0186, invnr 355):
De reclame tegen de voldoening van het best. penn. voor Jacoba Margaretha Boon van Ostade door de HH Ged. Staten van Zuidholland voor vervallen wordende gehouden, hebben wij naar deze geen nader onderzoek doen plaats hebben; alleen willen wij, omtrend de aanmerking van de Ged. Staten van Zuidholland omtrent deze persoon er bij voegen, dat die vrouw benevens hare 2 kinderen, Jan Daniel Doderlin de Win en Willem Jacob Boon van Ostade, alle in de Ommerschans opgenomen en aldaar aanwezig zijnde, dezelve mitsdien ook op de ingezonden tweede halfjarigen staat; onder N1096, 1097 en 1098 voorkomen, de moeder als geboren te Gouda, het oudste kind te Dordrecht en het 2e te Utrecht.

30 augustus 1824, Permanente Commissie aan Administrateur Armwezen (Drents Archief, toegang 0186, invnr 355):
Willem Jacob Boon van Ostade hebben wij op het halfjarig register over het 2e halfjaar van 1823 onder N1098 niet opgegeven als te Utrecht domicilie te hebben, maar slechts als aldaar geboren te zijn, met dezelfde bijvoeging in de 11e kolom, als omtrent de gem. kind Prins, namelijk dat de geboorteplaats van zijne moeder, N1096, van wie het een onecht kind schijnt te wezen is, is Gouda, alwaar de moeder domicilie hebbende, ook het kind zoude te huis behooren.
Doch wij meenen omtrent dit kind en zijne moeder UWHEdG. te moeten doen opmerken, de informatie door den Heer Gouv. van Zuidholland gegeven in zekeren brief, welke zoo wij ons niet vergissen, bij UWHEdG. missive van den 19 mei ll. N22 ons om berigt, konsideratie en advys is ingezonden, en daarna door ons is geretourneerd;
houdende dat zekere Heer Griffioen te ’s Gravenhage, zich met het onderhoud van die 2 personen en het 2 kind van gem. vrouw, Jan Daniel Doderlin de Win, belast zoude hebben.

Maar dan:

vraagt de Permanente Commissie aan directeur Visser om rapport uit te brengen over het gedrag van de bedelaarskoloniste weduwe Doderlin de Win en volgens een notitie in het brievenboek Drents Archief, toegang 0186, invnr 348 doet de directeur dat op 17 februari 1826: directeur stuurt ‘de stand der rekening, en verder berigt van de Wed: Doderlin de Win te Ommerschans’.

Daarna schrijft de permanente commissie op 4 maart 1826 aan de administrateur (Drents Archief, toegang 0186, invnr 358):

Wij hebben de eer gehad op den 20 january wel te ontvangen UwHEdG missive van den 25 tevoren N3
Ter voldoening aan UwHEdG daarbij gedaan verzoek, moeten wij UwHEdG eene gunstige getuigenis geven van het gedrag der bedelaars-koloniste M.J. Boon van Ostade, weduwe van J.A.L. Doderlin de Win, gedurende haar twee jarig verblijf in de Ommerschans gehouden, hebbende zij zich steeds bekwaam en ijverig betoond in vele vrouwelijke handwerken, en nummer eenige korrektie wegens slecht gedrag behoeven te ondergaan.
Weshalve wij ons vereenigen met het door den Gouverneur van Zuid Holland op het hier nevens teruggezonden wordende rekwest uitgebragt advys, om op hetzelve een favorabel besluit te nemen.

Margaretha Boon van Ostade wordt samen met de beide kinderen 26 april 1826 ontslagen.

Overigens heb ik de indruk dat haar stiefvader naderhand doet of hij niet meer weet dat hij de rekening zou betalen en geloof ik niet dat hij betaald heeft.

21 augustus 2013, samengesteld uit correspondentie tussen Jan Lafeber en Wil Schackmann