Klasina van der Boom, bedelaar

Klasina van der Boom wordt 16 januari 1824 de Ommerschans binnengebracht door ‘de stedelijke regering van ’s Hertogenbosch’. Zij krijgt op folio 330 van het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 146.
Volgens die inschrijving is zij geboren op onbekende datum te ‘Leidschendam bij ’s Hage’, als dochter van Gerrit van der Boom en Cornelia van Oost, en heeft zij het laatst gewoond in Utrecht.

Klasina van der Boom is vijf voet, drie duim en drie streep lang, zij heeft een lang aangezicht en een hoog voorhoofd, bruine ogen, een lange kin, blond haar en geen bijzondere kenmerken.

Klasina van der Boom behoort tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.

Zij wordt 6 september 1826 ontslagen.