Antje Burger, bedelaar

Volgens de index op de inschrijfregisters krijgt Antje Burger bij binnenkomst in het boek gemerkt E (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 424) het bedelaarsnummer 964. Die inschrijving heb ik niet gezien, maar ik trof haar in discussie over de ontslagvoordracht 1829.

De directie had haar en Geertruida Koper E 981 op de concept-ontslagvoordracht gezet, maar de Permanente Commissie wil ze 30 maart 1829 eraf halen. Want: ‘Deze komen op de lijst van geheele invaliden voor. Hoe komen zij dan aan meer dan f 25 oververdiensten. Dit ophelderen en tevens opgaven waarmede zij dan in de gewone Mij de kost kunnen verdienen.’

Directeur Visser antwoordt daarop:
No 964 Antje Burger en 981 Geertruida Koper,
1 zijn altijd ijverig in de fabriek werkzaam geweest,
2 hebben in 1827 voor zilver koloniale munt ingewisseld en deze munt destijds gestort
3 hebben van andere fabriekswerkers voor zilvermunt opgekogt het door hun meerder verdiende, als tot hunne voeding vereischt wierd en hebben langs dezen weg oververdiensten verkregen.
Dat zij wel in staat zijn om in de gewone maatschappij met fabriekarbeid in hun onderhoud te kunnen voorzien.

Bijgekrabbeld met potlood (wschijnlijk de eindbeslissing van de Permanente Commissie):
Blijven, om dat zij hare oververdiensten op eene onbetamelijke wijze hebben verkregen, en zij slechts van april 1827 in de gestichten zijn.

(Drents Archief, toegang 0186, invnr 1469)