Een voorbeeld van vertrek vanwege justitie:
– brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 3 april 1824, invnr 69, volgens notitie in brievenboek invnr 348 ‘berigt de op geregtelijke rekwisite gedane uitlevering van den bedelaar Hendr van der Steen, volgens bijgaande kopijstukken’, met bijgevoegd een besluit van de rechtbank te Nijmegen dat de in de Ommerschans verblijvende Hendrikus van der Steen wegens medeplichtigheid aan eenvoudige diefstal tot een jaar gevangenis veroordeeld is en dat hij naar een gevangenis moet worden gestuurd. Zie verder het file van Hendrik van der Steen.
Over Barend Bodde alias Berend Exterkotte:
– hij wordt binnengebracht 20 augustus 1823 door de stedelijke regering van Arnhem en krijgt hoofdnummer 1087.
– briefje van Harloff dd 20 augustus 1823, gemeentearchief Ommen, ingekomen stukken 1823-1824, over zijn aankomst
– brief van de gouverneur van Overijssel aan burgemeesters Ommen, dd 7 oktober 1823, gemeentearchief Ommen, ingekomen stukken 1823-1824, dat Barend Bodde = Berend Exterkotte.
– het stamboek meldt bij Bodde ‘den 2 oktober 1823 gedeserteerd’.
Zie verder bij Exterkotte, Berend.
Over Gilles van der Windt:
– Brief van de commandant van de 9e afdeling infantrie Den Haag aan de Permanente Commissie dd 16 september 1823, invnr 66,
– met bijgevoegd brief van adjunctdirecteur Hoff dd 12 september 1823,
– brief van de Permanente Commissie aan de kolonel van de 9e afdeling infantrie, dd 25 september 1823, invnr 354,
– brief van de administrateur van het armenwezen aan de Permanente Commissie dd 5 november 1823, invnr 67,
– missive van de Permanente Commissie aan den minister van binnenl zaken dd 24 november 1823, invnr 354.
Zie voor teksten uit de brieven Windt, Gilles van der.
Over Judocus Rossel wordt geschreven (29-03-1823) wordt geschreven door de gouverneur van Overijssel aan ‘den Heer Burgemeester van Ommen’ dd 29 maart 1823, gemeentearchief Ommen, ingekomen stukken 1823-1824. Zie verder Rossel, Judocus.
Voorbeeld van een na te meten bedelaarskolonist:
– brief van de gouverneur van Overijssel aan de burgemeester van Ommen dd 14 mei 1823, gemeentearchief Ommen, ingekomen stukken 1823-1824, dat Jacobus de Snijder uit Brugge moet worden opgemeten,
– brief van adjunctdirecteur Hoff aan de burgemeester van Ommen dd 17 mei 1823, gemeentearchief Ommen, ingekomen stukken 1823-1824, dat het verzoek om bedelaarsnummer 248, Jacobus de Snijder, te laten meten, hem niet op tijd had bereikt met het verzoek een volgende dag te prikken. Zie verder Snijder, Jacobus de.
Rest gebaseerd op:
– koninklijk besluit van 5 januari 1822 dat ‘de personen, welke door de maatschappij van weldadigheid in derzelver kolonien zijn opgenomen voor zoo verre zij in de jaren der militie vallen, zullen worden ingeschreven in de gemeente onder welke de kolonien respectivelijk zijn gelegen’,
– brief minister binnenlandse zaken aan de permanente Commissie dd 10 januari 1823, ‘dat Z.M. Besluit van 5 januari 1822 No 10, bepalende de loting voor de N.M. van de kolonisten in de gemeenten waar de kolonien gelegen zijn, ook op de Ommerschans toepasselijk is’, notitie uit brievenboek invnr 20,
– brief van de minister van binnenlandse zaken n de Permanente Commissie dd 22 augustus 1823, ‘ Meldt ’s Konings decisie omtrent het niet in het Bed Etablissement terug keren van de daaruit in dienst der N.M. getreden jongelieden, wanneer zij in de reserve mogten gesteld worden of verlof erlangen, notitie in brievenboek invnr 20,
– koninklijk besluit 104 van 15 februari 1824, over inschrijving bedelaars voor de nationale militie.