Geen ander waarde dan die van ’t gewigt van oude zoutzakken, p 124

Gebaseerd op:
– brief van Hoorn van 18 december 1822, volgens de formulering van het brievenboek invnr 20: ‘hoofdbestuur van het bedelaarsgesticht te Hoorn, verzoekt de terugzending, bij geschikte gelegenheid, van de door de bedelaars uit hun gesticht naar de Ommerschans medegenomen kleeding stukken.’
– brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 27 december 1822, met bijgevoegd brief van Hoff plus kopie van eerder door Hoff aan Hoorn gezonden brief, invnr 63,
– antwoord Permanente Commissie aan Hoorn dd 7 januari 1823,
– brief van Hoorn van 5 februari 1823, volgens de formulering van het brievenboek invnr 20: ‘hoofdbestuurderen van het bed gesticht te Hoorn, blijven insisteren op de terug zending van de kleeding stukken, door de uit hun gesticht opgezondene bedelaars medegenomen’,
– daarvan stuurt de Permanente Commissie volgens aantekening in invnr 20 een ‘kopie aan de directeur met kwalificatie tot terugzending’,
– brief van Hoorn van 4 juni 1823, volgens de formulering van het brievenboek invnr 20: ‘Hoofdbestuur van het bedelaarsgesticht te Hoorn, zenden in eene nota van nog ontbrekende kleedingstukken, die de van hen geplaatste bedelaars waren medegegeven, met verzoek om ook deze te willen terugzenden’,
– met daarbij gevoegd een brief van Hoff over de kwestie, invnr 65,
– brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 10 juli 1823, invnr 66,
– notulen Permanente Commissie met het besluit wat ze Hoorn definitief gaat schrijven, 18 juli 1823 art 14, invnr 39.

NB: Wel grappis is dat er tegelijkertijd nog een kwestie Hoorn-Maatschappij speelt, want er loopt een rechtszaak tegen de subcommissie Hoorn omdat de voorzitter van de subcommissie met de contributieopbrengst van 1819 het land uit is gevlucht.
Ook op 10 juli komt er binnen ‘Missive der subkommissie te Hoorn. Verzoekt aan de Algemene Kommissie van Weladig­heid de procedure tegen haar, omtrent het onverantwoorde saldo van 1819 te doen termineren, en haar deswege onverantwoor­delijk te stellen’. Maar in plaats van dat te doen, besluit de Permanente Commissie ‘De brief zelf gevoegd bij al de stukken over deze zaak’, invnr 66.