Zie voor de stukken over de bedelaar uit Maartensdijk het file van Albert Klijn.
De ‘voorbereidende werkzaamheden tot het nieuwe etablissement voor bedelaars te Diever’ worden genoemd in de ‘Staat der kolonien der MvW op 1 januari 1825’, invnr 356. Daaraan wordt toegevoegd ‘waartoe eene vaart uit het Smilderinger kanaal reeds gegraven is’.
De rest is gebasserd op:
– brief van de Permanente Commissie dd 5 januari 1825 aan prins Frederik, invnr 356.
– aan de Permanente Commissie gezonden kopietje van de brief dd 11 januari 1825 van prins Frederik aan de administrateur, invnr 72.
Uit die laatste brief blijkt ook dat de administrateur op 5 nov 1824 authorisatie had gevraagd aan de koning om 30.000 gulden te mogen betalen, waarop de koning 11 januari 1825 had beslist. De administrateur geeft de Permanente Commissie daarvan op 26 januari 1825 bericht, met de geciteerde uitspraak over het opmaken der mandaten.
Op 21 januari 1825 reageert de Permanente Commissie op de brief van prins Frederik, invnr 356, en 26 januari 1825 doet de Permanente Commissie op suggestie van prins Frederik nof een officieel verzoek aan Koning Willem I om in de kwestie met het gouvernement te willen bemiddelen, invnr 356.
Over de verdere betalingsdiscipline van de administrateur: de hele voldoening van rekeningen voor bestedingspenningen tot en met 1827 valt na te lopen in het schriftje ‘Rekening courant van het Gouvernement met de Maatschappij van Weldadigheid ter zake van bestedingspenningen uit de aangegane kontrakten, invnr 1127.