De affaire begint met een brief dd 21 oktober 1824 van commissaris Sepp aan de Permanente Commissie, invnr 71.
Daarna volgen:
– een brief dd 3 november 1824 van de Permanente Commissie aan de administrateur, invnr 355;
– een brief dd 12 november 1824 van commissaris Sepp aan de Permanente Commissie, invnr 71;
– een brief dd 16 november 1824 van de administrateu aan de Permanente Commissie, invnr 71;
– een brief dd 23 november 1824 van commissaris Sepp aan de Permanente Commissie, invnr 71.
Als gezegd weet de Permanente Commissie later het tij weer te keren. Dat deed zij met een brief aan de administrateur dd 29 januari 1825 met diverse ‘harde’ feiten over de vrijwilligers-deserteurs, invnr 356.
En na nog wat correspondentie besluit de administrateur dd 7 juni 1825 dat ze weer naar de Ommerschans gebracht moeten worden, invnr 74.
Zie voor meer informatie over het Amsterdamse werkhuis het Amsterdams stadsarchief.