– De kleding wordt nergens in een van de reglementen beschreven, maar wel in talloze brieven als het om opsporing van deserteurs gaat. Bijvoorbeeld in de brief van de Permanente Commissie aan de gouverneurs van Drenthe, Overijssel en Friesland van 18 oktober 1822, invnr 353 en in de brief van de Permanente Commissie aan commissaris Sepp dd 28 juli 1824: ‘zijnde het kostuum van de kolonisten uit de vrije kol. UWEdG. voorzeker bekend; terwijl dat van die uit de Ommerschans onderscheiden is door groene kragen en witte knopen voor de mans en blauwe jakken met grijze rokken voor de vrouwen’.
– Extracten uit de rekeningboeken, identiek met de gegevens in het zakboekje, zijn op diverse plaatsen in het archief, onder andere in invnr 1156.
– Over de hangmatten gaat het bijvoorbeeld in de Vaderlandsche Letteroefeningen, G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. IJntema, Amsterdam 1823, p 778 ev, zie http://www.dbnl.org/tekst/_vad003182301_01/_vad003182301_01_0388.php?q=
– De werkzaamheden van Nuis worden duidelijk uit een brief van Johannes van den Bosch aan de Permanente Commissie dd 4 januari 1823, invnr 64, en uit de door Nuis ondertekende kwitanties met beschrijving van de werkzaamheden in de financiele administratie, invnr 1021.
– De huishoudelijke bepalingen van 11 december 1822, invnr 988, bepalen de indeling in ‘Volwassenen, Disciplinairen, aankomelingen, kinderen en van zieken’. Er zijn in de kantlijn latere aantekeningen bij gemaakt, waaruit valt op te maken in hoeverre de plannen voor zaalindeling in de praktijk ook werden toegepast. Over Seijl als beheerder van de disciplinaire zaal gaat het ondermeer in een ‘Nominative staat van eenige geemployeerden in de koloniën der Maatschappij van Weldadigheid, welke tot bevordering, overplaatsing, ontslag en definitive aanstelling worden voorgedragen’, gevoegd bij een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 20 december 1823, invnr 67.